De ouder of de coach is niet volmaakt en doet ook weleens verkeerde of onhandige dingen, ongewild, onbewust of omdat ze niet weten hoe ze het wel kunnen doen. Hierbij volgt een aantal valkuilen die vaak voorkomen; we gaan er kort op in.

  1. Dwingen
  2. Machtsstrijd
  3. Geen ontwikkelingsruimte bieden
  4. Achtervolgen en controleren
  5. Waarschuwen
  6. Dreigen
  7. Schreeuwen en schelden
  8. Versterken van ongewenst gedrag
  9. Verwennen
  10. ‘Nee’ durven zeggen en ‘nee’ willen horen
  11. De ‘waarom-vraag’ of naar de bekende weg vragen
  12. Vage boodschappen.

Ad 1 Dwingen
Dwingen is het opleggen van de eigen wil, door middel van dwang, geweld, overwicht, chantage, dreiging of een ander machtsmiddel. Dwingen gebeurt als iemands vrije wil, wordt uitgeschakeld. In de opvoeding heeft dwang bijna altijd een averechtse uitwerking. Bijna elk kind komt in verzet. Bijvoorbeeld: Als je een kind dwingt om te eten zal het heel langzaam gaan eten of, niets eten of gaan knoeien, grappen gaan maken of kritiek uiten. Op de een of andere manier zal het kind protesteren tegen deze dwang. Het is fijner om iets te doen uit vrije keuze, omdat je om elkaar geeft of uit respect voor de ander. Als je voldoende gezag hebt, zal het kind als het bedtijd is de opdracht om naar bed te gaan aanvaarden, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Soms zal het wat mopperen als hij net met een werkje bezig is of het programma nog wil uitzien op de TV, maar het zal wel gehoor geven aan deze opdracht. Mopperen mag, zolang je gezag als ouder wordt geaccepteerd. Je hebt dan geen machtsmiddelen nodig of een vorm van dwang.

Ad 2 Machtsstrijd
Van dwingen naar machtsstrijd is maar een kleine stap. Wanneer iemand een persoon zijn wil oplegt en daarbij nauwelijks rekening houdt met die ander, oefent hij macht uit over die persoon. Zeker als de persoon die de macht uitoefent allerlei middelen tot zijn beschikking heeft om zijn macht te handhaven.

Er kan op velerlei manier macht worden uitgeoefend:

  • door lichamelijk geweld, zoals slaan, opsluiten, geen eten geven, (seksueel)misbruik, folteren, enzovoorts.
  • door geestelijk geweld, zoals vernederen, jennen, kleineren, chanteren, bedreigen, intimideren, negeren, enzovoorts.
  • door het inhouden van materiële zaken, zoals het afnemen van eigen geld, het inhouden van een toelage, het stukmaken van eigendom, enzovoorts.

In een machtsstrijd is er nooit sprake van een gelijkwaardige relatie, waarin men met respect met elkaar omgaat. Ouder/opvoeder en kind hebben geen gelijkwaardige relatie en soms is bijvoorbeeld het uitoefenen van de ouderlijke macht – het inhouden van zakgeld – net het zetje dat een kind nodig heeft om het juiste te doen of te kiezen. Of: een kind kan verstrikt raken in eigen keuzevrijheid en kan juist dan door een machtsmiddel uit deze impasse raken.

Ad 3 Geen ontwikkelingsruimte bieden
Voor de individuele ontwikkeling van het kind is het belangrijk, dat het leert en ontdekt wie hij of zij is, leert om los te komen van zijn ouders en op eigen benen te staan, dat het leert omgaan met eigen grenzen en beperkingen. Een ingeperkt kind dat geen of te weinig ruimte krijgt om zichzelf te ontdekken, via eigen ervaringen en eigen mislukkingen en successen, zal zich beperkt en ongelukkig voelen, zal later als volwassene weinig durven aan te pakken. Het zal een gebrek aan zelfvertrouwen en eigenwaarde hebben.

Bijvoorbeeld: Laat het kind zijn gymbroek maar vergeten en breng die broek niet in de pauze. Een keer in je onderbroek gymnastiek beoefenen is leerzamer voor het kind, dan een ouder die achter hem aanloopt, waarbij anderen zien dat hij alweer wat is vergeten en zijn mam het wel weer brengt.

Ad 4 Achtervolgen en controleren
Achtervolgen en controleren kan duiden op een gebrek of een chronisch tekort aan eerlijkheid en vertrouwen. Dit is dan vaak wederzijds. Het kind verstopt zich of liegt uit angst voor de reactie van de ouder. Een ouder controleert omdat hij niet van zijn kind op aan kan. Vertrouwen is het fundament van elke relatie, dus ook van die van ouder/coach en kind. De ouder die vertrouwen heeft in zijn kind leert het kind bijna automatisch dat het eerlijk en open kan zijn en dat roept de reactie bij het kind op dat het niets hoeft te verbergen en niet hoeft te liegen.

Ad 5 Waarschuwen
Waarschuwen kan verschillende betekenissen hebben:

  • Pas op! Er dreigt gevaar, bijvoorbeeld: de kachel is heet, je kunt je branden.
  • Pas op, je nadert met je gedrag de grens van wat mag en niet mag en daar zijn consequenties aan verbonden!

In het eerste geval probeer je door te waarschuwen iets te voorkomen, bijvoorbeeld gevaar, pijn, verdriet. De tweede vorm komt in de opvoeding bijna elke dag voor. Je probeert door te waarschuwen iets te laten ophouden of te voorkomen dat iets erger wordt. Door de waarschuwing geef je het kind de tijd na te denken over eventuele gevolgen van zijn gedrag en leer je het kind omgaan met keuzevrijheid. Bijvoorbeeld: Houd op met zeuren om snoep, ik waarschuw je! Als het kind door blijft zeuren, loopt hij de kans op de gang gezet te worden, naar zijn kamer te worden gestuurd of de boze ouder geeft een andere straf. Als je niet van plan bent een straf te geven, hoef je ook niet te waarschuwen.

 

Ad 6 Dreigen
In het verlengde van waarschuwen ligt het dreigen. Als de waarschuwing niet helpt volgt vaak de dreiging. Als de waarschuwing: ’Jij gaat naar een kostschool als je zo doorgaat!’, loos is, is de dreiging wel degelijk aanwezig en ook schadelijk. Weggestuurd worden is een zware straf. Het schaadt het vertrouwen in de ouder, het knaagt aan de gemoedsrust, het ondermijnt het zelfvertrouwen en zelfrespect.

Ad 7 Schreeuwen en schelden
Schreeuwen en schelden zijn nooit opbouwend en hebben geen opvoedkundige waarde. Toch hoor je om je heen erg veel ouders tegen kinderen schreeuwen. Het heeft soms te maken met ongeduld en irritatie. Soms zijn de ouders overspannen of ze voelen zich machteloos. Ze willen op deze manier het gezag handhaven. De kinderen zullen dit gedrag overnemen en ook gaan schreeuwen en schelden. Denk aan het bekende spreekwoord: ‘Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.’

Ad 8 Versterken van ongewenst gedrag
Je weet dat je als ouder/coach, door je eigen gedrag, je houding en reacties, het gedrag van het kind kan beïnvloeden, zowel in positieve als in negatieve zin. Gedrag wordt aangeleerd; dit geldt voor mens en dier. Je kunt het (on)gewenste gedrag belonen en het gedrag zal zich herhalen. Bijvoorbeeld: het kind zeurt om snoep (= ongewenst gedrag), de beloning is het snoep en de herhaling van het ongewenste gedrag is, dat het kind de volgende keer weer gaat zeuren en jengelen om snoep.

Ad 9 Verwennen
Onder verwennen verstaan we: alles inwilligen wat het kind wenst; een te grote toegeeflijkheid tonen. Hiermee wordt het kind als het ware ‘bedorven’. Verwennen gebeurt meer dan we denken. Tegenwoordig hebben ouders na studie, baan en huis het geluk om een kind te krijgen. Dit kind is zo bijzonder, dat ze er alles aan willen geven, het mag niets te kort komen. Ze durven geen ‘nee’ te zeggen.

Er zijn meer redenen waarom een kind verwend wordt, bijvoorbeeld: om ergens vanaf te zijn, misschien het gezeur. Iets concreets geven is vaak ook gemakkelijker dan de liefde en aandacht te geven die het kind werkelijk nodig heeft. Soms kopen ouders ook (bewust of onbewust) de liefde van het kind met speelgoed of snoepgoed. Naast het materieel verwennen kan een kind ook immaterieel verwend worden. Door alles goed te vinden, door het kind in alles zijn zin te geven, door toe te geven en alles toe te staan wat het kind wil en vraagt. Deze kinderen zijn vaak boos, ontevreden, nukkig, ze drammen en dreigen als ze iets niet krijgen.

Ad 10 ‘Nee’ durven zeggen en ‘nee’ willen horen
Leren ‘nee’ te zeggen tegen het kind is van groot belang. Je leert het kind dan om te gaan met frustraties. Je weet al dat deze regel een van de vier pijlers is in de fundamenten van de opvoeding en eigenlijk in iedere relatie tussen mensen. Als een volwassen persoon ‘nee’ hoort tegen een bepaald gedrag, ervaren veel mensen dit als een afwijzing van de totale persoon. Wat iemand doet is een gedragsaspect, wat iemand is, is iets anders. Dit is een gegeven waar veel volwassenen mee worstelen. Meestal gaat het om een bepaald gedrag in een bepaalde situatie op een speciaal moment. Dit gegeven kan goed geleerd en geoefend worden in de jeugd.

Ad 11 De ‘waarom-vraag’ en het vragen naar de bekende weg
“Waarom?” Vraagt het kind. “Daarom!” Zegt de ouder, of “omdat ik het zeg!” Een waarom vraag is niet altijd gemakkelijk te beantwoorden en roept iemand op tot verantwoording. Op  sommige vragen is het moeilijk antwoord geven, zoals een driejarige, die vraagt: “Waarom valt de hemel niet naar beneden?” of een kind gooit een glas limonade om en je vraagt: “Waarom doe je dat nou?” Praat eventueel over de bedoeling achter de vraag of kom erop terug op een gunstiger moment. Ook een humorvol of absurd antwoord kan goed vallen; kinderen hebben een rijke fantasie en stellen niet altijd vragen om concrete antwoorden te krijgen. Als dat wel zo is, komt de vraag op een ander moment gegarandeerd terug.

Vragen naar de bekende weg heeft te maken met het laatste item van vage boodschappen. Bijvoorbeeld: je verwacht bezoek en hebt alvast een schaal met chocolaatjes op tafel gezet. Je gaat even de kamer uit en bij terugkomst zie je dat de vierjarige Jeroen een bruine ‘snor’ heeft en gauw nog iets doorslikt. Hij weet dat hij altijd eerst moet vragen of hij iets mag, maar de verleiding was te groot. Je kunt vragen: “Heb je een chocolaatje gepakt?” met alle gevolgen van dien: jokken en angst. Je kunt ook zeggen: “Ik zie dat je al een chocolaatje hebt genomen. Voortaan wel even vragen of het mag hè”. Je vermijdt dan de welles-nietes situatie en het kind hoeft niet te jokken of zijn angst of schaamte te bekennen.

Ad 12 Vage boodschappen
Dit is een bijzonder aspect in de communicatie met kinderen. Een boodschap moet helder en duidelijk zijn voor een kind. Voorbeelden van vage boodschappen zijn:

  • Doe normaal
  • Maak dat je weg komt
  • Je bekijkt het maar
  • Zoek een andere moeder
  • Gedraag je
  • Wees nou eens lief
  • Stel je niet zo aan
  • Hou toch eens op
  • Blijf je zo doorgaan?
  • Kun je niet gewoon doen?
  • Zoek het zelf maar uit
  • Je kunt ook helemaal niets zelf

Elke vage boodschap kan ook een duidelijke boodschap worden, bijvoorbeeld ‘hou toch eens op’ kan ‘stop daarmee’ worden.

4 augustus 2021

Valkuilen bij de opvoeding

[…]
4 augustus 2021

Basisprincipes

[…]
4 augustus 2021

De ontwikkeling van het geslachtsbegrip

[…]
4 augustus 2021

Geslachtsidentiteit en de rol van de seksen

[…]
4 augustus 2021

Opvoedingsstijlen

[…]
4 augustus 2021

Wat pedagogiek is

[…]
4 augustus 2021

De binding in de relatie

[…]
4 augustus 2021

Bowlbys “Attachment Theory”

[…]
4 augustus 2021

De vier fasen van het ontwikkelen van binding

[…]
4 augustus 2021

De kwaliteit van binding; onderzoek van Ainsworths

[…]
4 augustus 2021

Sociale binding en het onderzoek van Bowlby

[…]
4 augustus 2021

Socialisatie

[…]
4 augustus 2021

Het kind in het gezin

[…]
4 augustus 2021

De formeel operationele fase

[…]
4 augustus 2021

De concreet operationele fase

[…]
4 augustus 2021

De pre-operationele fase

[…]
4 augustus 2021

Sensomotorische fase

[…]
4 augustus 2021

Ontwikkelingsstoornissen

[…]
4 augustus 2021

Kenmerken van de ontwikkeling

[…]
4 augustus 2021

Interactie van de ontwikkelingsfactoren

[…]
4 augustus 2021

Ontwikkeling

[…]
4 augustus 2021

Ontwikkelingsvoorwaarden

[…]
4 augustus 2021

De Jungiaanse psychologie

[…]
4 augustus 2021

Twee fundamentele driften en drie persoonlijkheidsstructuren van de mens

[…]
4 augustus 2021

De grondslagen van de freudiaanse psychologie

[…]
4 augustus 2021

De piramide van Maslow

[…]
4 augustus 2021

De zelfgeactualiseerde mens

[…]
4 augustus 2021

De sociale leertheorie van Bandura

[…]
4 augustus 2021

De geconditioneerde leertheorie van Skinner

[…]
4 augustus 2021

Psychosociale persoonlijkheidstheorieën

[…]
4 augustus 2021

De transpersoonlijke psychologie

[…]
4 augustus 2021

De gestaltpsychologie

[…]